Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Ik zal tot ulieden [17]ten oordeel naderen; en [18]Ik zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, en tegen degenen, die valselijk zweren, en tegen degenen, [19]die het loon des dagloners met geweld inhouden, die de weduwe, en den wees, en den [20]vreemdeling [het recht] verkeren, en [21]Mij niet vrezen, zegt de HEERE der heirscharen. 17. Dit past op der goddelozen woorden, als zij zeiden: Waar is God die straft? hfdst.2 vs.17. 18. Dat is, Ik zal hen van hunne boosheid overtuigen en straffen; Gode is niets verborgen, Hij ziet alles wat wij doen, ja ook al wat wij denken, daarom kan Hij ons haast overtuigen. 19. Of, die den dagloner verdrukken, of bedriegen in zijn loon: zie Lev.19:33; Deut.24:14,15. 20. Hebr. verkerende den vreemdeling. 21. De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid, daar integendeel God niet vrezen is een beginsel aller dwaasheid.